Joop Olman (1927-2023) - Razzia Slachtoffer - Razzia Monument Rotterdam
1855
post-template-default,single,single-post,postid-1855,single-format-standard,bridge-core-3.0.9,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode_grid_1300,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-29.7,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.13.0,vc_responsive

Joop Olman (1927-2023) – Razzia Slachtoffer

Joop Olman Pasfoto

Joop Olman (1927-2023) – Razzia Slachtoffer

Joop Olman was één van de laatste overlevenden van de razzia Rotterdam. Eind 2022 vernam hij dat er in Rotterdam een monument komt. In januari maakte hij zich bekend bij ons en abonneerde zich op de nieuwsbrief. Er werd een afspraak met hem gemaakt voor een interview. Helaas overleed hij op de dag waarop wij een afspraak met hem hadden gemaakt. We zeggen veel dank aan zijn goede vriend, Pim de Bruijne. Hij was zo vriendelijk een herinnering aan Joop te schrijven. 

Foto: Joop Olman

Pim de Bruijne vertelt: “Het bestuur van de Stichting wilde hem graag interviewen om zijn ervaringen te documenteren. Inmiddels ging de gezondheid van Joop achteruit, maar hij was geestelijk nog geheel bij de tijd en wilde zijn ervaringen graag delen. Het was zijn wens om op 10 november in Rotterdam aanwezig te zijn bij de onthulling van het monument. “Als ik dat nog maar haal” zei Joop. Er werd een afspraak gemaakt voor het interview op donderdag 2 maart. Joop heeft het niet meer mogen beleven: hij overleed juist op die datum. Als goede vriend had ik hem beloofd het verhaal over de razzia dat hij mij had verteld, aan te Stichting over te brengen.”

Geboren en getogen in Rotterdam

“Joop was een geboren Rotterdammer. Hij woonde met zijn ouders en zijn jongere broer in de Gaffelstraat. Zijn vader was joods, zijn moeder was katholiek. Zijn vader moest een jodenster dragen en werd door de Duitsers opgepakt en gevangengezet in het Oranjehotel in Scheveningen, waaruit hij later door het ondergronds verzet werd bevrijd. Joop’s oma, tantes en andere familieleden werden via Westerbork gedeporteerd naar concentratiekampen, waaruit ze niet terugkeerden.

Op 10 November 1944, Joop was op 7 oktober 17 jaar geworden, werd hij bij de razzia uit huis gehaald. In alle haast heeft zijn moeder nog wat kleding in een rugzakje gestopt. De broer van Joop was 15 jaar en mocht thuis blijven. Een overbuurjongen was tijdens de razzia door zijn vader in een kast verstopt. Joop’s vader vroeg aan de overbuurman waar zijn zoon was, die moest toch ook mee? “Denk erom” zei zijn vader, “als ze hem bij je thuis vinden wordt hij meegenomen en jij gefusilleerd.” De overbuurman ging zijn zoon toen toch maar halen. De jongen overleefde het werkkamp niet. Zou hij het overleefd hebben als zijn vader niets had gezegd? Joop moest er dikwijls aan terugdenken.”

Per trein naar Duitsland

“Bij het toen in aanbouw zijnde belastingkantoor vond een selectie plaats, die voor Joop betekende dat hij naar Delft moest lopen. Daar werd hij met een dertigtal andere mannen naar Duitsland getransporteerd. Joop kwam achter die bestemming, toen de trein ergens stilstond, door naar buiten te roepen: “waar ben ik”. Hij kreeg als antwoord: “was sagst du”. Joop kwam in de omgeving van Braunschweig in een kamp terecht met Italianen, Russen en Polen. Hij werd tewerkgesteld in een fabriek waar locomotieven werden gebouwd. Na hun werk liepen ze door de sneeuw naar hun barak. Om de beurt namen ze een brok steenkool mee, dan mocht je als beloning in de barak dicht bij het kacheltje zitten. Het waren barre omstandigheden: de “toiletten” in de wasruimte waren meestal tot de rand gevuld, het stonk er verschrikkelijk. Omdat het vroor was er geen water, ze wasten zich buiten in de sneeuw. Het voedsel was krap: één keer per week een half brood en een homp kaas was het rantsoen. Er was honger, de mannen werden steeds magerder en hun weerstand nam af. Menigeen werd ziek. Om aan voedsel te komen sloop Joop ’s avonds weg om voederbieten te stelen, die op het kacheltje in de barak werden gekookt. De bewakers zagen gelukkig niet alles, want bij ontdekking zou hij zwaar gestraft zijn.”

Bevrijding

“De bevrijding van Braunschweig werd vooraf gegaan door een vernietigend bombardement van de geallieerden. Joop wist er op wonderbaarlijke wijze, samen met een lotgenoot, aan te ontkomen. Zij liepen met een groep Russen mee naar een kazerne, waaruit de Duitsers in haast gevlucht waren. In de kelder stonden allerlei koffers en dozen: roofgoed voor de vinders. Joop kreeg, na veel getrek uit de handen van een Rus, ook een koffer te pakken. Er bleek een ronde blikken trommel met lekkere koekjes in te zitten, met een briefje waarop stond: “von deine liebe Mutti”.

Omdat het kamp door het bombardement was weggevaagd ging Joop lopend richting Braunschweig. Hij werd door een man aangesproken, die vroeg waar hij naar toe moest. Het liep tegen de avond en de man ging met hem naar een huis waar licht brandde. De bewoners, een moeder en een dochter lieten hem binnenkomen en gaven hem te eten. Joop leefde al maanden in dezelfde kleren: hij kon zich daar eindelijk goed wassen. Hij was hen uiterst dankbaar en terug in Rotterdam schreef hij hen dat. Op een bezoek dat Joop jaren later, samen met zijn vrouw, wilde brengen hielden ze echter de boot af.”

Terug ook per trein

“De terugweg naar Nederland legde Joop weer af in een goederenwagon. Hij kon tijdelijk bij een tante in Heerlen verblijven. Nadat ook West-Nederland was bevrijd kon Joop terug naar zijn ouders in Rotterdam, naar een door deportatie, verraad en honger ontredderde familie. Joop wilde zijn opleiding vervolgen, maar bleek zich door de ervaringen van de laatste jaren niet op de studie te kunnen concentreren. Hij besloot in militaire dienst te gaan en kwam bij de Militaire Politie. Hij werd vervroegd uitgezonden naar Soerabaja in het voormalig Nederlands-Indië. Daar kwam hij opnieuw in een oorlogssituatie terecht…”

Foto: Joop Olman als militair in Nederlands-Indië


Inzet in Groningen 

“De ervaringen van Joop in zijn jeugd en vroege volwassenheid, zijn wellicht mede aanleiding geweest voor zijn latere inzet in de politiek en in diverse maatschappelijke organisaties. Hij was in Rotterdam actief lid van de PvdA en bleef dit 75 (!) jaar. Na de verhuizing van het gezin naar Groningen was hij lid van Provinciale Staten, later in Veendam gemeenteraadslid en wethouder. En daarnaast bestuurlijk actief in een scala van sociaal-maatschappelijke organisaties. Hij ontving een koninklijke onderscheiding en de eremedaille van de gemeente Veendam”. aldus Pim de Bruijne.