Theo Wiekeraad - Razzia Veteraan - Razzia Monument Rotterdam
1606
post-template-default,single,single-post,postid-1606,single-format-standard,bridge-core-3.0.9,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode_grid_1300,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-29.7,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.13.0,vc_responsive

Theo Wiekeraad – Razzia Veteraan

Theo Wiekeraad – Razzia Veteraan

Iedere dag was het spannend of je de bomaanslagen zou overleven

“Net als elke werkdag maakte mijn moeder mij op 10 november 1944 om een uur of half zeven ’s morgens wakker. Wij woonden met negen kinderen drie hoog aan de Riederstraat in Rotterdam-Zuid. Vijf knullen en vier meiden. Ik moest vroeg uit de veren, want om half acht begon mijn werkdag bij scheepswerf en machinefabriek Piet Smit. Maar moeder wekte mij deze ochtend met een zorgelijke constatering: beneden op straat liepen behoorlijk wat Duitse soldaten gejaagd door elkaar heen. Het duurde niet lang of er bonkten enkele Duitse soldaten de trap op naar onze woning.

Ik kan mij de paniek in huis nog goed voor de geest halen. Ik moest gelijk meekomen. Ik was in maart 17 jaar geworden. Mijn broer Bertus lag met pleuritus op bed, die hoefde niet mee. Hij was eerder tewerkgesteld in Oostenrijk, maar werd daar ziek en toen naar huis gestuurd. Mijn oudste broer, Thomas, was door de Duitsers al meegenomen naar Frankrijk en m’n broer Wim naar Rostock, aan het oostfront. De twee overige mannen van ons gezin mochten thuisblijven: mijn broertje Arie was te jong, die was 12 jaar, en mijn vader was te oud.

Via het Stadion Feijenoord

Met de andere mannen uit de straat liep ik onder begeleiding van de Duitse soldaten naar het Feijenoordstadion. Meer dan een paar boterhammen had ik niet bij mij. Na een halve dag op het veld te hebben gestaan, schat ik, moesten we het stadion weer uit om naar het Noordereiland te lopen. Aan de kade voor het Hulstkampgebouw lag de DAMCO 106, een rijnaak. Via een stalen trapje moesten we het ruim in. We stonden als haringen in een ton en voeren naar Amsterdam en van daar weer naar Kampen.

Na twee dagen reisden we met de trein via Quakenbrück naar Emden in Duitsland. Op scheepswerf Nordseewerken werd ik tewerkgesteld als hulpje van een stratenmaker met de naam Olinga. Die kwam uit Groningen en mocht op zaterdag naar huis. Op zondagavond kwam hij weer terug. Tot half april 1945 hielp ik Olinga. Toen moesten alle buitenlanders van de Duitsers aantreden.

Weer naar Nederland

We kregen het bevel in colonne naar Nederland te lopen. Daar hebben we dagen over gedaan. Onderweg kregen we van mensen eten. Nadat we de grens waren gepasseerd, moest je zelf maar zien waar je terecht kwam. Ik vond voor een nacht onderdak bij een dominee. Daarna liep ik met een Hagenaar verder richting Groningen. Ik schat dat we er een dag of tien over deden. Toen we aankwamen werd er nog gevochten, maar al snel werd Groningen bevrijd door Poolse soldaten. In deze stad verloor ik mijn reisgenoot uit het oog zodat ik op eigen gelegenheid op zoek ging naar onderdak. Olinga had me een keer zijn adres gegeven en dat had ik nog ergens. Ik wist het op te sporen en kreeg dus via hem een slaapplaats bij zijn broer aan de Irislaan. Daar kon ik tot een week of vijf blijven nadat ook het westen was bevrijd.

Op een dag ben ik toen met een drietonner, een vrachtwagen, naar huis gebracht. Het was half juni 1945 toen ik thuis in de Riederstraat arriveerde. Er heerste geen feeststemming. Natuurlijk was het fijn om weer thuis te zijn, maar er werd met geen woord gerept over wat we allemaal hadden meegemaakt. Van een buurtgenoot, Willem Mol, hoorde ik later dat mijn broer Thomas in Frankrijk gewond aan de dood was ontsnapt tijdens een bomaanval. Zijn rug had vol met bomscherven gezeten. Willem was tegelijk met mijn broer naar Frankrijk op transport gezet en hij was tijdens die bomaanval een been kwijtgeraakt.

We zwegen maar moesten door…

Maar zelf had mijn broer Thomas het er nooit over. Ikzelf vertelde ook niet wat ik had meegemaakt. Dat ik voor wat betreft het eten niet te klagen had gehad, maar dat we wel iedere dag de schuilkelder in moesten vanwege de luchtaanvallen door de geallieerden. Naast de plek waar wij verbleven in Emden bevond zich een kamp met Italiaanse gevangenen. Door het hek raakte ik in gesprek met Salvatore Noto uit Sicilië. Die Italianen kregen voedselpakketten van het Rode Kruis. Hij vroeg me of ik zijn boter wilde ruilen met winkeliers uit het dorp voor andere etenswaren. En dat deed ik stiekem. Daar kreeg ik dan als betaling altijd wat te eten voor. Zodoende had ik het niet slecht. Maar iedere dag was het spannend of je de bomaanslagen zou overleven.

Ik heb Emden in brand zien staan. Eenmaal thuis heb ik het er dus nooit over gehad. Wat Thomas in Rostock had meegemaakt, heb ik ook nooit gehoord of hoe de thuisblijvers de laatste oorlogsmaanden waren doorgekomen. Vraag me niet waarom we er niet over spraken. Het lag achter ons en we moesten door.

Razzia Monument Rotterdam

Theo Wiekeraad vertelt op het NOS journaal dat hij zeker van plan is om op 10 november 2023 bij de onthulling van het monument aanwezig te zijn.